(Stuk verscheen eerder in De Moeial)
Als voormalig studente Politieke Wetenschappen aan de Vrije Universiteit Brussel kreeg ik de kans om in het hoofdkwartier van de Verenigde Naties in New York sinds januari stage te lopen. Het zou het summum zijn van de stage-ervaring en de natte droom van de vele politicologen met een interesse in International Relations.
Het is alleen niet voor iedereen weggelegd. Na het behalen van een extra master in International Security in Amsterdam en hier en daar wat onderzoek te hebben verricht, had ik al een grotere kans om die eerste befaamde selectiebarrière van de elitaire VN-rekruteerders te doorbreken. De VN leggen echter meerdere obstakels in de weg voor de ambitieuze sterveling die met de grote jongens wil meespelen. De kost om enkele maanden onbetaald te leven en te werken in New York zonder enkele organen op de zwarte markt te moeten verkopen is immens. Voor de meeste mensen is dit dan ook onmogelijk zonder zuurverdiende centjes van mama en papa toegestopt te krijgen.
Bijgevolg is de groep elitaire Europeanen zwaar oververtegenwoordigd en is er slechts een schaarse vertegenwoordiging van mensen uit de zogenaamde onderontwikkelde landen. Zij die wel uit deze laatste groep komen, zijn meestal kindjes van ministers of rijke zakenmannen. Zonder een Vlaamse subsidie voor multilaterale stages, die me van een leefloon voorziet, had ook ik de kans niet gekregen.
Het is me duidelijk dat ik hier slechts een enkeling ben die dankzij een beurs de moderne slavernijmolen help meedraaien. Tot zover de befaamde diversiteit van de Verenigde Naties.
Pessimistenproductie
Verder valt er veel te zeggen over de sfeer die onder het werkvolk op het hoofdkwartier heerst. Pessimisme, cynisme en gitzwarte humor zijn hier schering en inslag. Hoewel iedereen hier toekwam met een gezonde dosis realisme over het project dat de Verenigde Naties is, valt echt idealisme over de mogelijke verwezenlijkingen van de VN niet echt op het secretariaat te bespeuren. Voorzichtige hoop voor bepaalde projecten is er wel en het zou ongenuanceerd zijn om te stellen dat de VN een waardeloze organisatie is, maar nergens is men kritischer over de VN dan binnen de VN zelf. Toch merk ik dat men in discussies met buitenstaanders steeds het potentieel van de VN zal verdedigen. De eeuwige reflex: niemand mag ons (land) beledigen behalve wijzelf.
De waarheid is: als alles zou werken zoals de mensen het hier op het hoofdkwartier beogen, dan was er allang wereldvrede en zou honger niet meer bestaan. Er is helaas een grote discrepantie tussen de VN als orgaan met gedesillusioneerde sukkels als werknemers en de Verenigde Naties van lidstaten die elk eigen interesses en motieven hebben. De politiek achter elke beslissing of blokkering ervan vormt elke wereldverbeteraar om in een dodelijke pessimist. Vooral in het departement waar ik werk, het Office of Disarmament Affairs, merk je de perversiteit in het egocentrisme van de lidstaten.
Daar waar je veronderstelt dat elk land een zekere mate van ontwapening in de wereld zou steunen, is het me vanaf dag één pijnlijk duidelijk geworden dat ontwapening een utopie blijft. Landen maken nu eenmaal te veel winst op de productie en verkoop van wapens. Verscholen achter het motto guns don’t kill people, people kill people schuiven zij de verantwoordelijkheid van zich af, terwijl ze er toch alle baat bij hebben dat conflicten gevoed blijven om hun wapens te blijven verkopen. Tegelijkertijd pompen ze enorme sommen geld in peacekeeping operations om de schijn van vrede hoog te houden.
Eén van de VN-Milleniumdoelen voor 2015 is sterk gericht op ontwikkeling, maar het steeds wederkerend argument is dat er simpelweg niet genoeg geld is om het project te realiseren. In ons kantoor staat de meest depressieve teller die dagelijks telt hoeveel geld er wereldwijd wordt uitgegeven aan het militair-industriële complex. En dan gaat het enkel maar over de bedragen die landen officieel aangeven in verplichte rapporten aan de VN. Elke dag komt die teller op zo’n kleine 5 miljard dollar te staan. Dat is dubbel zoveel als het jaarlijkse budget van de Verenigde Naties voor alles wat met ontwikkeling en veiligheid te maken heeft.
Hoewel er regelmatig verdragen getekend worden om de wapenexport te reguleren en nucleaire wapens te ontmantelen, is de realiteit een overvloed van schijnbaar goede bedoelingen die geen praktische implicaties hebben. In die omstandigheden is het de taak van ons departement om landen te motiveren om de verdragen te ratificeren, implementaties te bewerkstelligen en conferenties te organiseren. Zo proberen we bijvoorbeeld via het Non-proliferatieverdrag al 46 jaar lang overeen te komen hoe we nucleaire wapens zouden wegwerken. Dit staat feitelijk gelijk aan het bespammen van landen door hen steeds opnieuw te vragen naar welke maatregelen ze intussen al genomen hebben. Een vervelende en schijnbaar vruchteloze taak. Hoe langer de bureaucratische molen draait, hoe langer er nodeloos doden vallen en de conflicten escaleren, en hoe meer geld sommige landen verdienen aan het in stand houden van zo’n pervers status quo.
Het is leuk stage lopen bij de VN. Gelukkig zijn de feestjes de moeite.